Geschiedenis
Korte geschiedenis van “Het Hof te Zande”
Korte geschiedenis van “Het Hof te Zande”
1. De Cisterziënzers
In 1098 komt er een scheuring in de Benedictijner orde: Robertus van Molesme stichtte het klooster van Citeaux.
Hij wil een verdieping van het geloof, betere naleving van de oude regels van Benedictus. Men streeft naar nieuwe zingeving van het oude monnikenleven.
Dit religieuze leven moet steunen op 3 pijlers: gebed, studie en handenarbeid.
Ook moet opnieuw meer aandacht worden besteed aan de armoede en de afzondering. De ascetische levenswijze heeft een grote aantrekkingskracht op de nieuwe monniken.
Eén der grootste theologen van Citeaux heeft een grote invloed gehad op de verdere geschiedenis van de Cisterciënzers: Bernardus van Clairvaux (gestorven 1153). Zijn ideeën verspreidden zich snel over West Europa en hij kreeg vele navolgers.
Eén der beroemdste abdijen in Vlaanderen is ongetwijfeld “Ten Duinen” in Koksijde. Deze abdij is uitgegroeid tot de welvarendste, invloedrijkste en grootste qua omvang (landoppervlakte!).
De huidige ruïne-site is slechts een simpele afspiegeling van zijn oorspronkelijke grootheid.
In 1107 staat een zekere Ligerius aan het hoofd van een kleine kluis in de duinen bij Veurne. De bisschop van Terwaan wijdt dan hun eerste Onze Lieve Vrouw-kapel in.
Onder de leiding van monnik Fulco wordt hun eerste verblijfplaats, een houten schuur, opgericht en ingewijd op 15 augustus 1128.
Wanneer abt Bernardus van Clairvaux, tijdens zijn prediking voor de 2e kruistocht, deze kleine abdij bezoekt, besluit de groep zich volledig aan te sluiten bij de Cisterciënzers.
Vooral door landschenkingen van de Graaf van Vlaanderen en economische uitbreiding (Hof ten Bogaarde 1184?) groeit de gemeenschap sterk.
Al vroeg weten de monniken in Koksijde hun economische invloed uit te breiden door hun verbintenis met Engeland en het latere Nederland.
Zij verwerven rechten voor de wolhandel met de Engelsen en Schotten en dragen bij aan de nijverheid in Ieper en Brugge: Het is de basis voor de rijkdom van Vlaanderen.
2. De Cisterziënzers in Te Zande
In 1183 schonk graaf Filips van Vlaanderen aan de St.Pieters abdij te Gent het land van de zee van tussen ‘Hossenesse en Guntenesse’ dat ‘werpelant’ werd genoemd.
Op 22 juni 1196 bevestigde graaf Balduinus (Boudewijn) deze schenking “als een eeuwige aalmoes aan de kerkabdij van Duinen tot eeuwig gebruik van de broeders die aldaar God en de Zalige Maria dienen”.
Het gebied wordt in de akte omschreven als: Totam terram illam maris inter Hontenesse et Hossenesse jacentemque werpland sive zant vocatur. De graaf voegde er nog de volgende voorwaarde aan toe: “de broeders van Duinen moeten op deze vernoemde grond een kapel bouwen en daar de goddelijke diensten dagelijks voor mij vieren ter uitwissing van mijn zonden.”
De grond was al eerder tussen de beide abdijen verkocht, maar Boudewijn had alleen zijn invloed aangewend om de verkoop te bevorderen.
Het gebied omvatte onder andere Perk-, Maria-, Noordhof-, Kruis- en Wilhelmuspolder.
3. Het Hof
Te Zande werd een hof gebouwd: alle pachten, cijnsen, tienden werden hier in natura betaald.
Hiervoor dienden schuren gebouwd te worden, waarvoor bouwheer abt (H)Elias zelfs eikenhout uit Engeland liet aanvoeren.
Uit een oorkonde van 1206 blijkt dat spoedig de bouw van een kapel (één der stichtingsvoorwaarden) ter hand werd genomen door abt Petrus I of abt Elias.
We weten niet of dit het huidige gebouw is of een tijdelijke kapel. We kunnen er wel van uitgaan dat het stichtingsjaar van de oorspronkelijke kapel 1206 is.
Door schenkingen en aankopen verwierf het Hof te Zande steeds meer gronden in de streek en men bouwde het aantal hoven uit. (In 1210 werd het Noordhof een bijhof van Zande).
Abt Nicolaus (1232-1253) liet 2 grote gangrias (graanschuren), een kapel (de huidige?), de woonruimten en een poortgebouw bouwen. De schuren te Zande stonden aan de oostgevel van de kapel. Zij moeten in grootte die van ter Doest in Lissewege en Hof ten Boogaarde geëvenaard hebben.
Zande is nooit een echt klooster geweest! Het was echter wel de voornaamste uithof van de abdij, waarvoor de Duinenabdij een speciale uitzondering maakte:
volgens de Cisterciënzerregels mochten de hoven van de abdij nooit verder dan één dagreis van de moederabdij verwijderd zijn; de conversen (lekenbroeders) konden dan s’zondags de diensten in de abdijkerk bijwonen.
4. Werk leven op en rond de uithof: “ora et labora”
De monniken hadden te weinig tijd voor de handenarbeid daar zij veel koordiensten en geestelijke oefeningen dienden te volbrengen (5 keer per dag in de kapel bidden en zingen!).
De uitvoering van verschillende taken door conversen was een bijzondere regel van de Cisterciënzers. De conversen hadden eigen woon-, eet- en slaapplaatsen en leefden een bijna even streng leven als de monniken.
Hun taken waren zeer veelzijdig: ambachten, landbouw en visserij. Zij werden verder hierbij nog geholpen door gewone arbeiders.
Voor de streek had het Hof nog andere belangrijke betekenissen: er waren meestal nog enkele monniken betrokken bij de zielzog in de streek, talentvolle jonge mannen konden de eerste beginselen van onderwijs krijgen, er werd aan lediging van de sociale nood gedaan( armenzorg), voor de omwonenden was er bij rampen en/of oorlogsdreiging bescherming. (Vandaar de nog aanwezige omgrachting!)
Opmerkelijk is een speciale vorm van hulpverlening op te Zande: de ziekenzorg.
De moerassige polderstreek zorgde voor veel zieken.
De abt van Clairvaux, Johannes, kwam in 1259 naar te Zande om de oprichting van een ziekenzaal te regelen. Hij gaf toestemming dat de zieken vlees mochten eten, mits dat van de eigen koeien was (dit was de Cisterciënzers verboden!). Wel moesten ze hiervoor elke zondag opnieuw om toestemming vragen.
De geestelijken mochten ook geen wijn drinken, tenzij de abt erbij aanwezig was. Ze moesten verder de stilzwijgendheid onderhouden in eetzaal, slaapzaal en de bidplaats.
Opmerkelijk: ook toen al een tegenstand tegen Hulst? Op straffe van iedere vrijdag van het jaar water en brood voor gezet te krijgen, mocht niemand van de geestelijkheid zich verstouten om in Hulst in een herberg te gaan eten en drinken!
Iemand die verwezen was naar de ziekenzaal mocht niet buiten de poort van het hof treden.
Het Hof had ook een porta: een speciale plaats waar armen/behoeftigen de giften konden komen afhalen. Ook een ziekenzaal voor de gasten en armen was hierbij voorzien. De portier had hierbij een heel voorname taak. Hij moest de hulpverlening organiseren, de toegang regelen, gasten en armen ontvangen.
Deze sociale taak bleef het Hof te Zande uitoefenen tot de jaren 1578-1784, toen de Watergeuzen en andere fanatiekelingen een waar schrikbewind gingen uitoefenen in onze streken, meestal vanuit het tijdelijk Calvinistische Gent. Ze hielden strooptochten in onze streek en het werk van de Duinheren werd lange tijd onmogelijk gemaakt.
5. De Tachtigjarige Oorlog en de “reductie”
In 1574 werd door de Vlissingse ‘waterleeuwen’ de genadeslag toegebracht
Een groot deel van de uithof werd geplunderd en verwoest en bleef tot 1609 als een ruïne achter.
In 1579 werden bezittingen van de abdij in beslag genomen en de restanten van de kloosterkapel grotendeels afgebroken. De monniken gaven aan de prins van Oranje jaarlijks uit het inkomen van de abdij 2000,- gulden, wellicht om verdere plunderingen te voorkomen.
In de periode 1578-1609 ligt het gebied van Hulsterambacht grotendeels onder water, is het ontvolkt en de resterende bevolking was straatarm.
Vanaf 1609 (begin 12-jarig bestand) begint het (tijdelijke) herstel.
Onder de leiding van rentier Bernardus Campmans werd de streek herbedijkt, de kapelruïne hersteld en de landbouw herstart. De Hofkapel werd nu ook als parochiekerk gebruikt en de Duinheren zouden nog tot 1645 meehelpen in de zielzorg in de streek ten noorden van Zande.
Na een zoveelste poging slaagt Prins Frederik Hendrik er in om op 5 november 1645 Hulst definitief te veroveren. Nu het Land van Hulst en de stad in handen zijn van de Staatsen, is de vrees van de Duinheren de waarheid geworden!
6. Eind van de relatie met de cisterciënzers “Duinheren”
De abdij van Koksijde verloor zijn waardevolste bezit en kwam deze slag nooit meer te boven.
De Staten Generaal verboden kloosters.
Ondanks bemiddeling van graaf Maurits van Nassau, een vriend van de Duinheren, maakte de prins aanspraak op de goederen der abdij.
Op 16 april 1646 werd dit besluit aan de laatste rentier, Michel Bultinck, meegedeeld. Mederentier Meulman verdedigt de abdij nog door te protesteren tegen de, volgens hem, onjuiste bewering, want het huis te Zande is geen klooster, maar slechts een residentie van enige religieuzen der abdij. Tevergeefs!
Een afzonderlijk artikel in de bepalingen van de Vrede van Munster (1648) bevestigde dat de Prins de goederen in bezit kreeg.
Het zou nog jaren gaan duren voor de Duinheren definitief afzagen van hun rechten. Het kroondomein, zo werd het vroegere bezit nu genoemd, bleef nog lang in handen van de Oranjes.
De kapel Hof te Zande werd de plaats voor de erediensten van de “nieuwe religie” en ze is dat tot op heden nog altijd gebleven.
7. Invloedrijke streekgenoten tussen de cisterciënzers
De grote invloed van de abdij op de streek bleek ook nog uit het feit dat ze van een onschatbare waarde geweest is voor de intellectuele vorming in de streek.
Nogal wat jonge mannen zijn ingetreden in de kloostergemeenschap om diverse redenen:
- een regelmatig en meestal veilig leven in een zekere welvaart.
- godsdienstige gevoelens
- het familiebezit was te gering om te verdelen onder de jongens
- mogelijkheid tot scholing
Een overzicht van de belangrijkst “zonen uit de streek”:
Abten:
no 16: Willem I Cucht (Zeeland) 1276-1279
no 17: Jan I (Oostburg ) 1279-1297
no 18: Jacobus ( Biervliet) 1297-1302
no 19: Thomas II ( Aaardenburg) 1302-1305
no 20: Willem II (Hulst) 1305-1318
no 25: Petrus II de Forro (Peter van der Markt)(Hontenisse) 1418-1442
no 27: Jan III Crabbe (Hulst)1457-1488
no 35: Petrus V Hellynck (Axel) 1566-1568
no 40: Campmans (Dowaai, niet uit de streek, maar rentenier te Zande) 1623-1642
Geleerden:
Johannes Brando (Hontenisse) 1360-1428
Adriaan de But (Saeftinge) 1437-1488
door René van den Elshout
verantwoording
met dank aan:
- Archief Groot Seminarie Brugge
- prof.dr. Kurt Priem (archivaris)
- drs. Harry van Royen.
- Abdijmuseum Ten Duinen Koksijde
- Dirk Vanclooster, Koksijde
literatuur:
- De Abten van de Cisterciënzerabdij Onze-Lieve-Vrouw ten Duinen door Dom Thomas – Eric Schockaert OSB
- Het Hof te Zande met zijn kerkje in de loop der eeuwen door Carlo Buijsrogge en George Sponselee
- De eerste protestanten in de Lage Landen door prof.dr. J